Egnoaber

Er kwam helaas geen kaasfabriek in Emmen
De stad moest wat en koos voor Ervincks kunst
Een open purschuimbeeld stond in de gunst
De gele tint zou vast tot blijheid stemmen

Nu gonst het op het plein van oh’s en ah’s
’t Is net gesmolten Emmen-taler kaas!

© Inge Boulonois

Geboortestad

ik ging naar Weesp om de brug te zien…
het brede water van de Vecht
waarlangs patriciërshuizen uit de Gouden Eeuw
nog altijd dromen
ik zie de door de mens geknotte bomen
elke voorjaar groenend met onbezonnen twijgen

in dit licht en luchtig land, onder die open horizon
links polder, rechts breed, traag stromend de rivier,
kwikzilveren schittering van water
weet ik, al woon ik ver, ik hoor uiteindelijk hier
waar ik niet bleef,
waar ik als kind op ’t water dreef
en eens weer drijven zal: mijn Vecht

dan zie ik aan de einder een schip
twee oude mensen op de plecht
in gedachten vaar ik even met hen mee
naar oneindige zeeën van tijd

© Anna Hardonk

Brownies & Downies

Wat kan ik voor u doen, vraagt hij
met mooie rode vlinderdas.
Alsof hij altijd ober was.
Twee koffie met gebak erbij?

Mijn oma komt vanmiddag hier.
Ik geef haar altijd chocomel.
Een grote beker chocomel.
Het duurt misschien nog een kwartier.

Wat later staat hij aan de kant
met een bord koud geworden friet.
Zijn ogen zoeken naar de klant.

Maar niemand die zijn zoeken ziet.
Verdwaald in eigen restaurant.
En oma is er ook nog niet.

© Bertus Beltman

Gemeentedichter aan het werk

Zijn beste gedichten schrijft de gemeentedichter als de betaalde arbeid is gedaan, de afwasmachine uitgeruimd, het huis aan kant, het vuil aan de straat, de dag voorbij. Als er geen nieuwe tweets meer zijn, geen nieuw verslag. Als de anderen naar bed zijn.

Als het blog is bijgewerkt, het streamen verveelt. Als boeken en kranten halfgelezen naast de stoel liggen, het stof zich in een hoek verzameld, de herhalingen zichzelf beginnen te herhalen. De naald in de groef hangt. Als de kat het luikje laat vallen.

Als het klapperen van het raam bij de buren en het druppen van de kraan gelijk is aan het tikken van de klok. Als de auto’s door de straat zijn gereden, het geluid van de brommer wegsterft, de laatste fietser slingerend zijn weg zoekt en het geratel van de ketting overgaat in geruis in het hoofd.

Als de koelkast leeg is, spijt verdronken in flessen. Als de pijn wegtrekt, besloten wordt dat het geen kanker is. Dode vrienden hun eeuwige rust terugvinden. Als de stemming omslaat en paniek verdwijnt door de deur die een nieuwe verfbeurt kan gebruiken. De zonden zijn overdacht.

Als onrust verandert in een voornemen, een idee, een aanzet. Als het vel wit is en schreeuwt.

Dan wacht de gemeentedichter tot het komt. Met jeuk onder het schouderblad, met vermoeide voeten, rode ogen, een huilerig gevoel links onderin de ziel, bonzend hart, suizende oren. Nagelbijtend. Krabbend.

Het zal zo wel komen. Het zal niet lang meer duren. Wacht. Nog even. Het komt zo. Heb geduld.

Een nieuwe dag begint.

© Joep van Ruiten