Zijn beste gedichten schrijft de gemeentedichter als de betaalde arbeid is gedaan, de afwasmachine uitgeruimd, het huis aan kant, het vuil aan de straat, de dag voorbij. Als er geen nieuwe tweets meer zijn, geen nieuw verslag. Als de anderen naar bed zijn.
Als het blog is bijgewerkt, het streamen verveelt. Als boeken en kranten halfgelezen naast de stoel liggen, het stof zich in een hoek verzameld, de herhalingen zichzelf beginnen te herhalen. De naald in de groef hangt. Als de kat het luikje laat vallen.
Als het klapperen van het raam bij de buren en het druppen van de kraan gelijk is aan het tikken van de klok. Als de auto’s door de straat zijn gereden, het geluid van de brommer wegsterft, de laatste fietser slingerend zijn weg zoekt en het geratel van de ketting overgaat in geruis in het hoofd.
Als de koelkast leeg is, spijt verdronken in flessen. Als de pijn wegtrekt, besloten wordt dat het geen kanker is. Dode vrienden hun eeuwige rust terugvinden. Als de stemming omslaat en paniek verdwijnt door de deur die een nieuwe verfbeurt kan gebruiken. De zonden zijn overdacht.
Als onrust verandert in een voornemen, een idee, een aanzet. Als het vel wit is en schreeuwt.
Dan wacht de gemeentedichter tot het komt. Met jeuk onder het schouderblad, met vermoeide voeten, rode ogen, een huilerig gevoel links onderin de ziel, bonzend hart, suizende oren. Nagelbijtend. Krabbend.
Het zal zo wel komen. Het zal niet lang meer duren. Wacht. Nog even. Het komt zo. Heb geduld.
Een nieuwe dag begint.
© Joep van Ruiten