Zijn kamermuur is prikkeldraad.
Daar hangen zijn herinneringen;
een vogelveertje dat ze vingen,
een moertje uit een apparaat.
En als hij ’s avonds slapen gaat,
vertelt zijn moeder een verhaal
van landen met een vreemde taal,
waar kind’ren spelen op de straat.
Waar mooie, warme huizen zijn,
waar eten is, waar scholen staan
en parken waar je vrij kunt gaan
met vliegers aan een lange lijn.
En telkens als ze af gaat sluiten,
vraagt hij of zo’n land echt bestaat.
Of soms een deurtje open gaat,
of blijven wij er altijd buiten?
Bertus Beltman